Uiteraard hoop je als ondernemer nooit in een juridisch geschil terecht te komen, maar de kans zit erin dat dit toch gebeurt. Als dat gebeurt, wordt wel eens gedacht: ‘ja, maar ik heb toch gelijk, dus heb niets te vrezen’. Dat is niet altijd zo: gelijk hebben is namelijk niet hetzelfde als gelijk krijgen. Het verschil zit hem (voornamelijk) in de vraag wat je moet bewijzen en wat je kunt bewijzen.
In dit artikel bekijken we wie wat moet bewijzen in een juridisch geschil. Er wordt gekeken naar waarom het van belang is of je iets kunt bewijzen, wanneer dat van belang is en wanneer je juist niets hoeft te bewijzen.
Voordat de vraag ‘Wie moet wat bewijzen?‘ kan worden beantwoord, zal eerst moeten worden gekeken naar een andere vraag: ‘Wanneer is dat van belang?‘.
Het is te kort door de bocht om te denken dat bewijs pas noodzakelijk is als je naar de rechter gaat. Hoewel dat niet onjuist is (de rechter spreekt recht op basis van de wettelijke regels, waaronder de regels die gaan over bewijslevering), is bewijs ook al eerder van belang. In de praktijk geeft een goede bewijsrechtelijke positie geeft je namelijk een betere onderhandelingspositie (juist omdat je een grotere kans hebt om gelijk te krijgen bij de rechter).
Kortom: het is vanaf de start van een conflict belangrijk om te weten waar je bewijsrechtelijk staat. Tevens is het van belang om die positie zo veel mogelijk veilig te stellen.
Zoals gezegd: de bewijsregels die bij de rechter gelden zijn dus van belang, ook op het moment dat er nog geen rechter aan te pas is gekomen. Wat moet je dan precies bewijzen bij een rechter?
De rechter gaat volgens een vast (wettelijk) stramien te werk: Stellen – Betwisten – Bewijzen.
Het is van belang dat je voldoende feiten en omstandigheden voor de rechter aandraagt (‘stellen’), waaruit de rechter kan concluderen dat jij inderdaad gelijk hebt. Dat lijkt gemakkelijker dan dat het in de praktijk vaak is, want je dient minimaal genoeg feiten te stellen om het rechtsgevolg van een bepaald wetsartikel (bijvoorbeeld ‘het verkrijgen van schadevergoeding’) te laten intreden. Je hebt dus kennis van de wet nodig.
Zou je als leek procederen, dan moet je vertrouwen op je boerenverstand en hopen dat je alles hebt gesteld dat nodig was. Dat zal in veel gevallen goed gaan omdat de wet over het algemeen logisch in elkaar zit, maar is natuurlijk wel riskant.
Van belang is daarnaast dat de rechter zelf geen onderzoek doet, hij gaat niet op Google kijken of er inderdaad inbreuk op je handelsnaam wordt gemaakt en hij rijdt niet langs je huis om te zien of de buurman een conifeer heeft overhangen. Jij moet zelf die feiten aandragen.
Als de wederpartij je stelling niet betwist, dan staat deze in beginsel vast. Dat geldt ook als de stelling onjuist was. Dan had de wederpartij de stelling maar moeten betwisten, is de gedachte.
Wordt een stelling wél voldoende gemotiveerd betwist, dan moet jij die stelling bewijzen. Let op: het gaat dus om voldoende gemotiveerd betwisten, dus die betwisting moet over het algemeen meer zijn dan ‘Het is niet waar. Punt.’. Hoeveel en hoe diepgaand je moet betwisten hangt af van hoeveel en hoe diepgaand er gesteld is.
Hoe weet je of je genoeg hebt betwist? Dat weet je vaak pas achteraf als de rechter die afweging heeft gemaakt. Beter dus te veel en te uitgebreid betwisten, dan te weinig.
Als een stelling dus onvoldoende gemotiveerd is betwist of niet is betwist, hoef je de stelling in beginsel niet te bewijzen. De rechter kan daar overigens in uitzonderingsgevallen van afwijken. Is de stelling wel voldoende betwist, dan moet je je stelling bewijzen.
Let wel: als het je lukt om de stelling te bewijzen, wil doet niet zeggen dat je dus gelijk krijgt. Je wederpartij kan namelijk tegenbewijs aandragen. De rechter zal zich uiteindelijk buigen over alle bewijsmiddelen die in de procedure zijn ingebracht.
Enkele voorbeelden:
Hierboven hebben we gezien dat als een van je stellingen voldoende gemotiveerd betwist wordt, je die stelling moet bewijzen (ervan uitgaande dat hij van belang is voor de zaak). Het wordt echter complexer op het moment dat we ook ingaan op het soort verweer dat tegen je stelling wordt gevoerd. Kort gezegd, zijn er twee soorten:
Hierboven is (in ‘gewone mensentaal’) uitgelegd wie wat moet bewijzen als er een geschil ontstaat. In de praktijk wordt dit als complex ervaren, ook door menig jurist. Het is vaak niet helemaal duidelijk wanneer je voldoende hebt gesteld of hebt betwist, het verschil tussen verschillende soorten verweren is vaak niet gemakkelijk te maken en je loopt regelmatig tegen praktische bewijsproblemen aan.
Bovendien zijn de in dit artikel beschreven regels slechts de hoofdregels (en is de juridische nuance ondergeschikt gemaakt aan de leesbaarheid). De wet en de jurisprudentie bevatten echter tevens een aantal uitzonderingen die ertoe kunnen leiden dat bovenstaande regels niet meer gelden.
Het advies is dan ook om bij zaken met een groter belang een goede jurist in te schakelen. Een goede jurist weet hoe de bewijsregels werken en weet daardoor ook hoe hij ze in jouw voordeel kan gebruiken.