arbeidsconflict

Wie moet wat bewijzen in een juridisch geschil?

25 juni 2020

Uiteraard hoop je als ondernemer nooit in een juridisch geschil terecht te komen, maar de kans zit erin dat dit toch gebeurt. Als dat gebeurt, wordt wel eens gedacht: ‘ja, maar ik heb toch gelijk, dus heb niets te vrezen’. Dat is niet altijd zo: gelijk hebben is namelijk niet hetzelfde als gelijk krijgen. Het verschil zit hem (voornamelijk) in de vraag wat je moet bewijzen en wat je kunt bewijzen.

In dit artikel bekijken we wie wat moet bewijzen in een juridisch geschil. Er wordt gekeken naar waarom het van belang is of je iets kunt bewijzen, wanneer dat van belang is en wanneer je juist niets hoeft te bewijzen.

Wanneer is het van belang of je iets kunt bewijzen?

Voordat de vraag ‘Wie moet wat bewijzen?‘ kan worden beantwoord, zal eerst moeten worden gekeken naar een andere vraag: ‘Wanneer is dat van belang?‘.

Het is te kort door de bocht om te denken dat bewijs pas noodzakelijk is als je naar de rechter gaat. Hoewel dat niet onjuist is (de rechter spreekt recht op basis van de wettelijke regels, waaronder de regels die gaan over bewijslevering), is bewijs ook al eerder van belang. In de praktijk geeft een goede bewijsrechtelijke positie geeft je namelijk een betere onderhandelingspositie (juist omdat je een grotere kans hebt om gelijk te krijgen bij de rechter).

Kortom: het is vanaf de start van een conflict belangrijk om te weten waar je bewijsrechtelijk staat. Tevens is het van belang om die positie zo veel mogelijk veilig te stellen.

Bewijzen van ingenomen stellingen

Zoals gezegd: de bewijsregels die bij de rechter gelden zijn dus van belang, ook op het moment dat er nog geen rechter aan te pas is gekomen. Wat moet je dan precies bewijzen bij een rechter?

De rechter gaat volgens een vast (wettelijk) stramien te werk: Stellen – Betwisten – Bewijzen.

Stellen

Het is van belang dat je voldoende feiten en omstandigheden voor de rechter aandraagt (‘stellen’), waaruit de rechter kan concluderen dat jij inderdaad gelijk hebt. Dat lijkt gemakkelijker dan dat het in de praktijk vaak is, want je dient minimaal genoeg feiten te stellen om het rechtsgevolg van een bepaald wetsartikel (bijvoorbeeld ‘het verkrijgen van schadevergoeding’) te laten intreden. Je hebt dus kennis van de wet nodig.

Zou je als leek procederen, dan moet je vertrouwen op je boerenverstand en hopen dat je alles hebt gesteld dat nodig was. Dat zal in veel gevallen goed gaan omdat de wet over het algemeen logisch in elkaar zit, maar is natuurlijk wel riskant.

Van belang is daarnaast dat de rechter zelf geen onderzoek doet, hij gaat niet op Google kijken of er inderdaad inbreuk op je handelsnaam wordt gemaakt en hij rijdt niet langs je huis om te zien of de buurman een conifeer heeft overhangen. Jij moet zelf die feiten aandragen.

Betwisten

Als de wederpartij je stelling niet betwist, dan staat deze in beginsel vast. Dat geldt ook als de stelling onjuist was. Dan had de wederpartij de stelling maar moeten betwisten, is de gedachte.

Wordt een stelling wél voldoende gemotiveerd betwist, dan moet jij die stelling bewijzen. Let op: het gaat dus om voldoende gemotiveerd betwisten, dus die betwisting moet over het algemeen meer zijn dan ‘Het is niet waar. Punt.’. Hoeveel en hoe diepgaand je moet betwisten hangt af van hoeveel en hoe diepgaand er gesteld is.

Hoe weet je of je genoeg hebt betwist? Dat weet je vaak pas achteraf als de rechter die afweging heeft gemaakt. Beter dus te veel en te uitgebreid betwisten, dan te weinig.

Bewijzen

Als een stelling dus onvoldoende gemotiveerd is betwist of niet is betwist, hoef je de stelling in beginsel niet te bewijzen. De rechter kan daar overigens in uitzonderingsgevallen van afwijken. Is de stelling wel voldoende betwist, dan moet je je stelling bewijzen.

Let wel: als het je lukt om de stelling te bewijzen, wil doet niet zeggen dat je dus gelijk krijgt. Je wederpartij kan namelijk tegenbewijs aandragen. De rechter zal zich uiteindelijk buigen over alle bewijsmiddelen die in de procedure zijn ingebracht.

Voorbeelden

Enkele voorbeelden:

  • Jij stelt dat je leverancier kapotte producten heeft geleverd.
    • Als de leverancier dat niet betwist, hoef je dat niet te bewijzen. Dat staat dan vast.
    • Als de leverancier dat wel betwist (en dat voldoende doet), moet jij dit wel bewijzen.
  • Jij stelt dat er een overeenkomst met een klant is gesloten en die overeenkomst nog moet worden nagekomen.
    • Als de klant dat niet betwist, staat dat vast.
    • Als de klant dat voldoende gemotiveerd betwist, zul jij moeten bewijzen dat er een overeenkomst is gesloten.

Wie moet wat bewijzen bij ‘ja-maar’verweren?

Hierboven hebben we gezien dat als een van je stellingen voldoende gemotiveerd betwist wordt, je die stelling moet bewijzen (ervan uitgaande dat hij van belang is voor de zaak). Het wordt echter complexer op het moment dat we ook ingaan op het soort verweer dat tegen je stelling wordt gevoerd. Kort gezegd, zijn er twee soorten:

  • Het ‘nee, want’-verweer. Dit is een benaming die (hoewel kort door de bocht) wordt gebruikt voor het soort verweer dat we hiervoor al hebben gezien (de gemotiveerde betwisting).
    • Je zegt tegen je klant: ‘Wij hebben een overeenkomst gesloten waarin is opgenomen dat jij mij 500 euro moet betalen.” Je klant zegt: ‘Nee, want er is nooit een overeenkomst gesloten.”
    • Zoals hierboven al te zien is, moet jij het bestaan van die overeenkomst bewijzen.
  • Het ‘ja, maar’-verweer. Dit is een benaming die in de juridische terminologie het ‘bevrijdend verweer’ wordt genoemd. De wederpartij geeft je in eerste instantie gelijk, maar brengt dan een eigen verweermiddel ter tafel.
    • Je zegt tegen je klant: ‘Wij hebben een overeenkomst gesloten waarin is opgenomen dat jij mij 500 euro moet betalen.” Je klant zegt: “Ja (‘dat klopt’), maar ik heb dat bedrag al betaald”.
    • Een dergelijk soort verweer zorgt ervoor dat de bewijslast niet bij jou ligt, maar bij de klant.

Wie iets moet bewijzen kan complex zijn

Hierboven is (in ‘gewone mensentaal’) uitgelegd wie wat moet bewijzen als er een geschil ontstaat. In de praktijk wordt dit als complex ervaren, ook door menig jurist. Het is vaak niet helemaal duidelijk wanneer je voldoende hebt gesteld of hebt betwist, het verschil tussen verschillende soorten verweren is vaak niet gemakkelijk te maken en je loopt regelmatig tegen praktische bewijsproblemen aan.

Bovendien zijn de in dit artikel beschreven regels slechts de hoofdregels (en is de juridische nuance ondergeschikt gemaakt aan de leesbaarheid). De wet en de jurisprudentie bevatten echter tevens een aantal uitzonderingen die ertoe kunnen leiden dat bovenstaande regels niet meer gelden.

Het advies is dan ook om bij zaken met een groter belang een goede jurist in te schakelen. Een goede jurist weet hoe de bewijsregels werken en weet daardoor ook hoe hij ze in jouw voordeel kan gebruiken.

Auteur

mr. B.G.N. (Bart) Gubbels
DISCLAIMER: De informatie op deze website is enkel bestemd voor algemene informatiedoeleinden en dient niet gezien te worden als juridisch advies voor een specifieke situatie. Hoewel de versterkte informatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid door ons is samengesteld kan het zo zijn dat de informatie niet compleet, niet actueel, niet juist en/of niet accuraat is op het moment van raadpleging. Het is dan ook, o.a. vanwege de gecompliceerde en veranderlijke aard van wet- en regelgeving, niet zeker dat de informatie toepasbaar is in uw situatie. Wij raden u dan ook aan contact op te nemen met een jurist voordat u handelt of beslist. Wet & Recht, de maker en aan deze website gelieerde personen sluiten elke aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie op deze site uit en kunnen niet aansprakelijk worden gesteld hiervoor. Zie ook onze uitgebreide disclaimer.